Het APP en PPA luiden de noodklok

Een gesprek met Zilveren Kruis over toekomstbestendige paramedische zorg

Caroeline Stevens, zorginhoudelijk adviseur Paramedi bij Zilveren Kruis, en vertegenwoordigers van vijf paramedische beroepsgroepen hadden 13 maart jl. een gesprek met elkaar over organisatiegraad, samenwerking en werkomstandigheden. Aanleiding hiervoor was de enquête die Elaa had uitgezet onder de paramedici in februari.

Op basis van de resultaten uit de enquête werd het gesprek gevoerd over de uitdagingen en kansen voor de toekomst in de samenwerking tussen de paramedici en Zilveren Kruis. Voor het eerst vanuit twee georganiseerde paramedische netwerken; het Amsterdams Paramedisch Platform (APP) en het Paramedisch Platform Almere (PPA).  

 

Paramedi is leuk en uitdagend 

Ruim 90% van de respondenten vindt hun vak leuk en uitdagend. De voornaamste drijfveren zijn mensen helpen bij hun gezondheid, werken met mensen en hun hulpvragen en zinvol en maatschappelijk bezig zijn. Tijdens de bijeenkomst worden aanvullend ook flexibiliteit, samenwerking met andere partijen en bij de mensen thuis komen genoemd als positieve aspecten van het vak. De vraag is vervolgens wat ervoor nodig is om het werk ook de komende jaren aantrekkelijk te houden. 

Allereerst is het wenselijk dat het werk afwisselend blijft. De tijd dat je alleen in je eigen praktijk consulten doet ligt achter ons. Juist de samenwerking met anderen, huisartsen, andere paramedici, sociaal domein houdt het werk de moeite waard. En hier ligt gelijk een knelpunt, want investeren in samenwerking met anderen gebeurt nu veelal in eigen tijd, zonder dat daar passende vergoeding tegenover staat.

Wat opvalt is dat steeds minder jonge mensen kiezen voor een paramedisch beroep. Er is minder instroom in de opleidingen en jonge paramedici besluiten vaak om er na enkele jaren al mee te stoppen. Dat hangt samen met een gebrek aan groeimogelijkheden en onzekerheid over de toekomst van de paramedische zorg. Daar bovenop is er ook nog een uitstroom (20-25% ) aan paramedici die met pensioen gaan.

De aansluiting tussen opleiding en werkveld lijkt toenemend problematisch. Het huidige opleidingsaanbod sluit onvoldoende aan op de wensen van de specifieke paramedische beroepsgroepen. Dat is soms te merken aan de kwaliteit van de stagiaires. Tegelijkertijd is het van belang om in hen te blijven investeren, bijvoorbeeld door goede begeleiding, zodat ze behouden blijven voor de paramedi. Het is raadzaam als de paramedische beroepsverenigingen meer dan nu invloed kunnen uitoefenen op het opleidingscurriculum.

 

Werkdruk  

60% van de respondenten ervaart een hoge tot zeer hoge werkdruk, blijkt uit de enquête. Er is een scheve balans tussen werk en waardering. Voor jongere collega’s kan dat reden zijn om te stoppen met de beroepsuitoefening. De aanwezigen onderschrijven het geschetste beeld. De werkdruk hangt volgens hen allereerst samen met de toegenomen complexiteit van patiënten. Ook de administratiedruk speelt een grote rol. Zo blijkt de extra administratielast door de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) vooral voor eenmanspraktijken een reden om te stoppen. 

Afname van de administratieve last wordt, ondanks tal van toezeggingen, niet gesignaleerd. Integendeel, deze lijkt slechts toe te nemen. Dat komt mede door onduidelijkheid bij huisartsen en medisch specialisten over welke patiënten voor directe toegankelijkheid in aanmerking komen. Paramedici krijgen regelmatig patiënten via directe toegankelijkheid die wel degelijk een verwijzing van huisarts of medisch specialist nodig hebben. Dat geldt bijvoorbeeld voor chronisch zieke patiënten. De communicatie hierover met de huisarts kost de paramedicus veel regel- en administratietijd. Meer duidelijkheid bij huisartsen en medisch specialisten over welke patiënten wel of niet vallen onder directe toegankelijkheid is daarom noodzakelijk. Dat kan bijvoorbeeld door te bespreken met de regionale huisartsenorganisaties. Caroeline Stevens zal dit item bij haar collega’s van de afdeling Huisartsenzorg van Zilveren Kruis ter sprake brengen. 

Alle aanwezigen zijn het erover eens dat betere samenwerking met het sociaal domein (buurtteams, Sociale Wijkteams, Welzijn op Recept-coaches, buurtsportcoaches enz.) nodig is. Veel patiënten zijn daar beter op hun plek dan in de gezondheidszorg. Ruim de helft van de paramedici (54,5%) werkt echter niet of nauwelijks samen met het sociaal domein. Hoge werkdruk, zowel bij paramedici als professionals in het sociale domein, is hierbij de voornaamste oorzaak. Bovendien wordt investeren in betere samenwerking met het sociaal domein niet bekostigd. Elaa zou hierin een ondersteunende rol kunnen vervullen. Meer investeren in regionale netwerkzorg en verdere digitale samenwerking rondom de cliënt is eveneens behulpzaam.  

 

Waardering

Ruim 50% van de respondenten in de enquête is ontevreden over het salaris, in verhouding tot het aantal uren dat ze werken. Deze noodkreet wordt gedeeld door alle aanwezigen. Veel paramedische praktijken hebben toenemend moeite het hoofd boven water te houden. Inflatie, stijgende prijzen, hogere kosten voor ICT-programma’s, het speelt allemaal mee. De praktijken zijn de afgelopen jaren bovendien geconfronteerd met een huurverhoging van 10–14%, zonder dat daar compensatie tegenover staat, al dan niet verrekend in het tarief. De verwachting is dat genoemde kosten het komende jaar verder zullen toenemen. 

De balans is zoek, constateren de deelnemers. Het maakt dat praktijken ook medewerkers verliezen. Jonge collega’s vertrekken als ze merken dat ze niet kunnen doorgroeien in salaris. En praktijkhouders kunnen hun medewerkers nauwelijks meer betalen. Investeren in secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals scholing en een goede sfeer in het team, maakt weliswaar veel goed, maar op termijn is dat niet voldoende om mensen te behouden. Het risico bestaat dat praktijken omvallen vanwege te hoge kosten en tekort aan personeel. Patiëntenzorg is dan niet langer mogelijk.

Zilveren Kruis vindt dit een zorgelijke situatie, maar kan in de tarieven weinig doen, stelt Caroeline Stevens. Ja, enkele procenten erbij voor zorgaanbieders, maar de premie kan niet verder omhoog, omdat de burgers ook te maken hebben met hogere lasten. Bovendien laat het zorgstelsel – dat uitgaat van concurrentie, niet van samenwerking – niet toe dat zorgverzekeraars samen afspraken maken om zorgaanbieders tegemoet te komen.

 

Verschuiving van zorg van ziekenhuis naar eerste lijn

De hogere kosten vormen een contrast met de besparingen door een verschuiving van zorg van de dure tweede lijn naar de goedkopere eerste lijn. Zilveren Kruis juicht deze zorgverschuiving toe, maar constateert ook dat er meer moet gebeuren om deze verschuiving te intensiveren. Zo is het businessmodel van ziekenhuizen hier nog onvoldoende op toegerust. Bovendien zijn tweedelijnszorgverleners er niet altijd van overtuigd dat patiënten beter op hun plek zijn in de eerste lijn. Ze willen weten welke zorg daar geboden wordt en waar hun patiënten terecht kunnen. Omdat dat vaak niet duidelijk is, blijven patiënten soms (te) lang in de tweede lijn.

Versterking van de eerstelijnszorg, met daarbij een steviger positie van de paramedi, kan bijdragen aan een verdere zorgverschuiving. Hiervoor kunnen de O&I-gelden (Organisatie & Infrastructuur) worden ingezet. Zilveren Kruis heeft in het inkoopbeleid als contractvoorwaarde vastgelegd dat een deel van de O&I-gelden bestemd zijn voor de paramedi. Daarnaast adviseert Caroeline Stevens de paramedici om de buitenwereld beter te laten zien wat de meerwaarde is van hun interventies. Bijvoorbeeld door meer met data te werken en zo de uitkomsten van de zorg beter te kunnen laten zien. Het wrange is dat hiervoor ook data van ziekenhuizen of huisartsen nodig zijn. Deze zijn voor de paramedici niet erg toegankelijk. Ondersteuning van Zilveren Kruis hiervoor zou fijn zijn. Voor projecten die aansluiten op dit thema zijn bij zorgverzekeraars vaak projectgelden beschikbaar. 

 

Samenwerking met de huisarts  

Uit de enquête blijkt dat 13% van de paramedici geen contact heeft met de huisarts. Dat wordt nog eens versterkt door het grote aantal wisselingen van huisartsen in bijvoorbeeld gezondheidscentra. Patiënten weten daardoor soms zelf niet wie hun huisarts is. Hier valt nog een wereld te winnen, des te meer omdat betere samenwerking leidt tot beter begrip van elkaar. Huisartsen en medisch specialisten weten nu veelal niet wat paramedici doen. Elkaar beter leren kennen leidt tot betere samenwerking, eerdere verwijzingen naar elkaar én het beter kunnen volgen van patiënten over de schotten heen.

Multidisciplinaire overleggen (MDO’s) kunnen hierbij helpen. Zorgprofessionals leren elkaars expertise beter kennen en behandeltrajecten worden effectiever door een MDO aan het begin van een behandeling. Deelname aan MDO’s wordt echter niet apart bekostigd. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) geeft hier geen betaaltitel voor. Financiering moet daarom plaatsvinden vanuit de reguliere bekostiging, maar deze is ontoereikend. De baten liggen dan bij de zorgverzekeraar en cliënten, de kosten volledig bij de hulpverleners. Gevolg is dat paramedici niet altijd kunnen of willen deelnemen aan een MDO vanwege het werken in eigen tijd. 

 

De paramedische platforms in Amsterdam en Almere 

Door een gezamenlijke inspanning van alle paramedici bestaan er nu twee vertegenwoordigende paramedische platforms in Amsterdam en Almere. Zij kunnen in gesprek gaan met regionale huisartsenorganisaties, zorgverzekeraars, gemeenten en sociaal domein. Dat betekent meer zichtbaarheid van de paramedische zorg en betere samenwerking met andere partijen. Dat is goed nieuws. Bestuurlijke deelname aan de platforms vraagt echter veel onbetaalde tijd en inspanning. Niet iedere zorgverlener heeft die beschikbaar. Een professioneel bestuurder vragen om – tegen betaling – namens de platforms te participeren in de diverse overlegvormen kan dan uitkomst bieden. 

Zilveren Kruis kan een verdere ontwikkeling van de multidisciplinaire platforms mogelijk financieel ondersteunen vanuit de ROS-gelden, legt Caroeline Stevens uit. Een en ander moet dan wel aantoonbaar passen bij de doelstellingen voor passende zorg zoals die beschreven zijn in het Integraal Zorg Akkoord (IZA).   

 

Hoe verder?

Geen klip en klare oplossingen, maar wel: het samen uitwisselen van kennis, inzichten en ervaringen. Dat is de positieve uitkomst van deze bijeenkomst, vinden alle deelnemers. Afgesproken wordt daarom om dit overleg met enige regelmaat te blijven herhalen. Zodat partijen elkaar beter leren kennen, en ze samen verder kunnen bouwen aan een toekomstbestendige paramedische zorg. En dat is in het belang van alle inwoners van Amsterdam en Almere. 

 

Deel dit bericht

Meer weten? Bel of mail met