Afscheid van een echte 'believer' van de eerste lijn

Pien van Langen is een hartstochtelijk pleitbezorger voor de eerstelijnszorg. “Daar wordt tachtig procent van de problemen in de zorg opgelost tegen nog geen tien procent van de kosten. Zorg in de buurt is van wezenlijk belang.” Toch heeft ze afscheid genomen als directeur van Elaa. “Je moet niet te lang een bestuurder zijn”, is haar overtuiging.

“Ik ben een echte believer van de eerste lijn”, begint ze het gesprek. “In de jaren negentig heb ik onder andere gewerkt in landen als Indonesië, Pakistan en Rwanda. Daar heb ik gezien wat een enorm effect het heeft op de populatie als de eerste lijn ontbreekt. Zorg in de buurt is zo ontzettend belangrijk.”

Afwikkeling transitie

In 2008 maakte ze de overstap naar 1ste Lijn Amsterdam, de voorloper van Elaa.  Achterover leunen was er niet bij, verre van dat. “Er was veel gaande”, erkent ze. “De ROS’en waren twee jaar daarvoor in het leven geroepen door minister Hoogervorst om als onafhankelijke organisatie de eerste lijn te ondersteunen bij de verbetering van de organisatie. In 2006 had de zorgstelselwijziging plaatsgevonden en goede samenwerking was absoluut noodzakelijk, zowel tussen de disciplines als multidisciplinair en over de lijnen heen .”

Compassie voor kwetsbaren

Na de voltooiing van de transitie werd het er niet rustiger op. Integendeel. “Er komt heel veel op de eerste lijn af”, is haar ervaring. “Neem de verandering in opvatting van gezondheid. We willen van ZZ naar GG, van Ziekte & Zorg, naar Gezondheid & Gedrag, waarbij de patiënt zelf de regie neemt. Een verlengde daarvan is de positieve gezondheid, dat nu overal opgeld doet: hoe kan men, ook met ziekte, komen tot welbevinden? Ik juich deze ontwikkeling toe. Maar dat vereist een andere manier van werken van de zorgprofessionals, hoe gaan ze dat inpassen in de praktijk van alledag?” 

Ze plaatst daar nog wel een kanttekening bij. “Ziekte, armoe en verlies is vaak geen eigen keuze. Ik denk dat compassie op z’n plaats is: misschien kunnen we meer dienstbaar zijn aan deze mensen. Denk aan de langer thuiswonende lichtdementerende patiënt die moeite heeft met de dagelijkse verrichtingen, of de ggz-cliënt die niet in staat is tot zelfredzaamheid. We moeten voorkomen dat de aandacht voor positieve gezondheid niet leidt tot een pijnlijk gemis in de zorg voor kwetsbare groepen.” 

Mooie resultaten en veel uitdagingen

In de afgelopen tien jaar waren er veel ontwikkelingen in de eerstelijnszorg in Amsterdam. “Heb je even?”, vraagt Pien glimlachend. Ze benoemt in steekwoorden: “De  zorggroepen met de ketenzorg en de doorontwikkeling naar persoonsgerichte zorg, de komst van de praktijkondersteuners somatiek, poh-ggz, poh-jeugd en poh-ouderen. Wijkverpleegkundigen in wijkzorgteams, het ontstaan van de verloskundige samenwerkingsverbanden, de VSV’s, met meer aandacht voor vroegsignalering, het aanhaken bij ouder- en kindteams, het paramedisch platform, de wijksarfari’s, welzijn op recept, de regiotafels waar huisartsen samen de bestemming van de innovatiegelden bepalen, de start van PaTz-groepen in Amsterdam waarvan er inmiddels landelijk 170 zijn, het consortium Beter Oud als vervolg  op het nationale programma Beter Oud, de Dappere Dokter, de Dappere Patiënt, het 4-D-model, het Roer moet Om, de aanpak van overgewicht in de AAGG en de fusie 1ste Lijn Amsterdam met ROSAlmere tot Elaa.“ 

Een lange en zeker nog geen volledige lijst. “Dat zijn mooie resultaten. Resultaten die door professionals, organisaties en mede door de inzet van de ROS, vanuit haar verbindende, agenderende, ondersteunende, adviserende rol, zijn bereikt. En dat blijft de ROS graag doen.” 

Tegelijk is Pien van Langen ook kritisch. “Er zijn nog veel uitdagingen voor de eerste lijn. Zoals het ICT-vraagstuk, verdergaande samenwerking, de verkeerde beddenproblematiek voor kwetsbare ouderen, de toenemende verschillen tussen de have’s en de have-not’s, preventie, e-health... Mijn droom is dat de eerste lijn een modern, goed georganiseerd netwerk wordt, die aanspreekbaar is en met daarbij een shared service centrum. Dat vereist nog meer organisatie en O&I kan daar zeker aan meewerken, niet zozeer als betalingsmodel, maar vooral als inrichtingsmodel.” Peinzend vervolgt ze: “De eerste lijn is een stevig huis, maar dat begint wel te kraken onder alle druk.”

Verschil maken

Terugkijkend vraagt ze zich af of ze het goed heeft gedaan. “Had ik niet meer aan tafel moeten zitten bij VWS, bij de zorgverzekeraars en de zorginstellingen? Waarschijnlijk is het antwoord ja, pressie was soms nodig en je kunt nooit genoeg luisteren. Tegelijk realiseer ik me ook dat de zaken soms niet sneller gaan. Zoals Pauline van Meurs zo treffend zei: ‘Bij complexe vraagstukken gaan we voor trage, duurzame oplossingen’. Daar ben ik het mee eens.”

Ze is trots op alle bevlogen zorgprofessionals en medewerkers, die zich elke dag opnieuw inzetten voor betere zorg. “Weet  je”, besluit ze, “De mens maakt het verschil uiteindelijk.” Op de slotvraag of ze dat zelf heeft gedaan, blijft het even stil en dan zegt ze oprecht: “Dat moeten anderen beoordelen. Ik heb in ieder geval wel geprobeerd om het verschil te maken.”  

 

Lees ook