Onderzoek samenwerking huisartsen en jeugdhulpverlening in Amsterdam

Elaa heeft, net als in sommige andere jaren, een uitvraag gedaan onder huisartsen naar de ervaringen met samenwerking met jeugdhulpverleners. Alle huisartsen in Amsterdam zijn aangeschreven. Van de 593 huisartsen hebben 111 de vragenlijst ingevuld, waarmee de respons met 19% gemiddeld is voor een online enquête. Ter verdieping en aanvulling op de reacties in de enquête zijn acht huisartsen geïnterviewd. 

 

Regelmatig minderjarigen met psychosociale klachten op het spreekuur

Van de respondenten geeft 60% aan één of meerdere keren per week een kind met psychische of psychosociale klachten op het spreekuur te zien. De gebieden waar dat het meeste voorkomt zijn Noord, Nieuw-West en Zuidoost. Een goede overleg- en/of verwijsmogelijkheid is dus van groot belang. De Ouder- en Kindteams bieden dat in theorie, door de wijkgerichte werkwijze en de vaste contactpersonen voor huisartsen. In de praktijk blijkt dat ongeveer 70% van de huisartsen dit ook zo ervaart.  

 

Cijfers alleen zeggen niet alles!

We veronderstelden daarom dat waar de samenwerking met het Ouder- en Kindteam goed is, huisartsen vaker daarnaartoe doorverwijzen in plaats van rechtstreeks naar specialistische jeugdhulp. Echter, dit blijkt niet uit de cijfers. In vrijwel alle gebieden komen de verwijzingen naar specialistische jeugdhulp (ook voor lichte, enkelvoudige zorg) relatief vaker van de huisarts dan van het Ouder- en Kindteam. Dat geldt dus ook voor die gebieden waar veel samenwerking tussen huisartsen en Ouder- en Kindteams is.

Er zijn verschillende mogelijke verklaringen, bijvoorbeeld ‘wat je aandacht geeft groeit’: door veel samen te werken met het Ouder- en Kindteam krijgt de huisarts meer oog voor signalen van kinderen en gaat daar naar handelen. Dat kan resulteren in meer (en terechte) verwijzingen. Een tweede verklaring is dat in de eerste instantie het Ouder- en Kindteam betrokken werd door de huisarts, waar toch bleek dat meer hulp nodig was. In het onderzoek wordt vaak genoemd dat er dan alsnog óók een verwijzing naar specialistische hulp wordt gedaan door de huisarts.

Beide soorten verwijzingen zijn legitiem, immers: een kind wordt gezien in zijn problematiek en geleid naar passende hulp. We kunnen dus niet zonder meer conclusies verbinden aan de verwijscijfers, zonder te zoeken naar het verhaal erachter.  

 

Korte lijnen en terugkoppeling blijven succesfactoren

Ook in andere jaren kwamen als succesfactoren uit het onderzoek naar voren: snelle, laagdrempelige bereikbaarheid en terugkoppeling. Dat dit ook nu nog steeds zo is blijkt uit de antwoorden op de vraag: zou je een ouder- en kindadviseur in je eigen praktijk willen hebben? Nog los van ruimtegebrek geven huisartsen die een goede samenwerking hebben met hun Ouder- en Kindteam contactpersoon aan dat dit geen bijkomend voordeel zou opleveren.

Huisartsen bij wie het Ouder- en Kindteam minder goed in beeld is of de contactpersoon minder goed bereikbaar, vinden dit wel een goed idee. De samenwerking staat of valt dus met elkaar kennen, laagdrempelig kunnen bereiken en terug horen wat na een verwijzing is gebeurd.  

 

Wat kunnen huisartsen zelf doen om de relatie met het Ouder- en Kindteam te verbeteren?

Als je deelneemt aan een huisartsenwijkgroep, hometeam of basisteam, nodig dan tenminste één keer per jaar je contactpersonen van het Ouder- en Kindteam uit voor het bespreken van casuïstiek, doornemen van de samenwerkingsafspraken en gewoon om elkaar weer eens te ontmoeten. Als praktijk kan je ook je contactpersonen zo nu en dan eens uitnodigen om op de praktijk te komen lunchen of koffiedrinken. Elkaar regelmatig even zien maakt dat de drempel tot  overleggen ook lager wordt!

 

 

Meer weten? Bel of mail met

Gerelateerd nieuws

De gemeente Amsterdam vindt het belang van vroeg begonnen, veel gewonnen groot. Nu ook de 1001...